Het paulianaspook revisted
Op 7 april 2017 heeft de Hoge Raad het Amsterdamse Gerechtshof een spreekwoordelijke tik op de vingers gegeven. Deze uitspraak betrof het hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 september 2014, welke uitspraak in de nieuwsbrief van oktober 2014 aandacht gekregen heeft. De rechtbank kreeg toen de vraag voorgelegd of een overwaarde-arrangement paulianeus was (of niet).
In dit geschil ging het om een noodlijdende vennootschap die partij werd bij een overwaarde-arrangement om zo haar financiering veilig te stellen en in de toekomst zwarte cijfers te kunnen schrijven. Het aangaan van het overwaarde-arrangement was een van de voorwaarden van een van de financiers om voldoende zekerheid te krijgen voor de gewenste aanvullende financiering. Ondanks het feit dat de aanvullende financiering werd verstrekt, ging het bedrijf toch op de fles. De curator vernietigde vervolgens het aangaan van het overwaarde-arrangement op basis van de actio pauliana.
Het Hof Amsterdam had zich in deze zaak laten verleiden om een verkeerde maatstaf aan te leggen om te beoordelen of er wetenschap van benadeling bestond. Het Hof schreef namelijk weg: “Redelijkerwijs niet (hoeven) te begrijpen dat een faillissement onafwendbaar (was)”.
De Hoge Raad floot echter het Hof terug en oordeelde dat het Hof alsnog de maatstaf uit zijn arrest in de zaak ABN AMRO / Van Doorn q.q. III op strikte wijze diende te hanteren. De Hoge Raad heeft in dat arrest de maatstaf ter beoordeling of er sprake was van benadeling als volgt verwoord: “indien ten tijde van de handeling het faillissement en een tekort daarin met een redelijke mate van waarschijnlijkheid waren te voorzien voor zowel de schuldenaar als degene met of jegens wie de schuldenaar de rechtshandeling verrichtte. Deze maatstaf geldt ook indien, zoals in dit geval, die rechtshandeling wordt verricht in het kader van een poging om door een reorganisatie het faillissement af te wenden.”
De uitwerking van dit arrest is dat de Hoge Raad nog eens benadrukt dat bij reorganisaties de financierende partij niet alleen gevoel dient te krijgen bij de slagingskans van de reorganisatie zelf, maar zelfs indien het plan realiseerbaar lijkt, ook stil dient te staan bij toch de mogelijke gevolgen van een vernietiging van een onverplichte rechtshandeling op basis van de actio pauliana (ex artikel 42 Faillissementwet). Daardoor zou immers mogelijk een streep door extra verkregen zekerheden kunnen worden getrokken.