Artikel 58 van de Faillissementswet bepaalt dat de curator een pand- of hypotheekhouder een termijn kan stellen om tot uitwinning van de zekerheden over te gaan. Indien de termijn ongebruikt verstrijkt dan is de curator bevoegd tot verkoop over te gaan en gaat de opbrengst door de boedel. Dit heeft een (veel) lagere opbrengst voor de zekerheidsgerechtigde tot gevolg, omdat omslag van de algemene faillissementskosten plaatsvindt. 

De rechtspraak toont met enige regelmaat aan dat artikel 58 Fw tot discussie leidt. Twee recente uitspraken zijn hier het voorbeeld van.  Te weten: Gerechtshof Amsterdam, 14 jul 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2888 en Rechtbank Gelderland, 22 april 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:4226.

Allereerst is het van belang om duidelijke verkoopafspraken met de curator te maken en de afspraken aan het papier toe te vertrouwen. De vervolglijn is de noodzaak om de curator periodiek te informeren over de ondernomen (verkoop)activiteiten. Daarnaast geldt dat alertheid geboden is indien het woord ‘termijn’ in correspondentie of tijdens een gesprek aan de orde komt.  Indien een termijn wordt gesteld dient de termijn geagendeerd te worden en tijdig actie worden ondernomen: verzoek tot verlenging van de termijn en/of tijdig opstarten van de executie.