Een op zich interessante zaak van het Europees Hof van Justitie is het arrest van 12 juni 2014 C-118/13 (G. Bollacke / K+K Klaas & Kock B.V. & Co. KG. Het geschil speelde zich af in Duitsland. De kern van de zaak ziet op het bestaan van het recht op een financiële vergoeding voor de jaarlijkse vakantiedagen met behoud van loon die op de datum van overlijden niet zijn opgenomen.

De heer J. Bollacke is op 19 november 2010 komen te overlijden. Op de datum van zijn overlijden had hij recht op minimaal 140,5 niet-opgenomen jaarlijkse vakantiedagen.  De partner van de heer Bollacke, mevrouw Bollacke, heeft aan de werkgever, K+K Klaas & Kock B.V. & Co. KG, een financiële vergoeding verzocht voor de niet-opgenomen vakantiedagen. De werkgever honoreerde dit verzoek niet.

Het Hof overweegt allereerst dat het recht op jaarlijkse vakantiedagen slechts één van de twee aspecten van een wezenlijk beginsel van sociaal recht van de Unie vormt en dat dit beginsel eveneens het recht op betaling omvat.

Het recht op een financiële vergoeding ontstaat indien aan de voorwaarden is voldaan dat de arbeidsverhouding is beëindigd en voorts dat de werknemer niet alle jaarlijkse vakantiedagen heeft opgenomen waarop hij, op de datum van de beëindiging van die verhouding, recht had.

Vervolgens overweegt het Hof dat de toevallige omstandigheid overlijden waarover noch de werknemer noch de werkgever controle heeft niet kan leiden tot het verlies van het recht tot vergoeding. Het recht op vergoeding mag niet afhankelijk worden gesteld van een daartoe strekkende voorafgaande aanvraag.

Vakantie is overigens volgens het Hof een periode van rust en ontspanning.

Voor werkgevers heeft deze uitspraak tot gevolg dat nabestaanden een vordering op de werkgever geldend kunnen maken. Het verdient daarom aanbeveling met enige regelmaat de tegenwaarde van niet opgenomen vakantiedagen te controleren.