De fiscus heeft de mogelijkheid om bodembeslag te leggen. Met enige regelmaat ontstaat discussie over wat de wet verstaat onder ‘bodem’. Het arrest van de Hoge Raad van 11 april 2014, HR:2014:896 geeft verdere duidelijkheid.

De Hoge Raad overwoog: “3.6 Onderdeel 1.3 betoogt onder meer dat enig gebruik van het perceel door de curator voldoende is om het als bodem van de belastingschuldige aan te merken, althans dat als regel of uitgangspunt moet worden aanvaard dat daartoe voldoende is dat de curator op het perceel activiteiten verricht tot beheer en vereffening van de boedel, zoals het verkopen van voorraden of het in staat stellen van derden de aan hen toebehorende zaken op te halen, ongeacht de omvang van die activiteiten.

Dit betoog is in zijn algemeenheid onjuist, zodat het onderdeel faalt. Voor zover de curator op het perceel handelingen verricht die strekken tot beheer en vereffening van de failliete boedel als bedoeld in art. 68 Fw, dient tot uitgangspunt dat niet reeds op die enkele grond sprake is van de bodem van de belastingschuldige in de zin van art. 22 lid 3 Iw 1990. Voor zover de curator echter op het perceel van de belastingschuldige handelingen verricht tot voortzetting van diens bedrijf als bedoeld in art. 98 Fw, brengt dat in beginsel wel mee dat sprake is van diens bodem in de zin van art. 22 lid 3 Iw 1990.

3.7 Anders dan onderdeel 1.4 (onder meer) betoogt, is de enkele aanwezigheid van (een gedeelte van) de administratie van de belastingschuldige op het perceel waarop voorheen de onderneming van de belastingschuldige werd geëxploiteerd, onvoldoende grond voor de conclusie dat sprake is van bodem van de belastingschuldige.”

Hetgeen staat in rechtsoverweging 3.7 kan relevant zijn voor het toepassen van de bodemverhuurconstructie. Eén van de voorwaarden betreft dat de administratie volledig wordt verwijderd. In ieder geval blijft als voorwaarde gelden dat in beginsel de bedrijfsactiviteiten moeten zijn gestaakt.